VERLOREN VOORWERPEN
100 objecten van Joris Wouters en Jos Deraedt
een hommage aan Fortunato Munari en Désiré Agoli-Agbo
fotocollages — postzegelcollages — phonocollages — assemblages
Hoezo ‘Verloren voorwerpen’?
Eén valies, twee levens, honderd voorwerpen… ‘Verloren voorwerpen’ is een reeks collages, assemblages en diverse andere objecten. Een project van Joris Wouters en Jos Deraedt, opgedragen aan Fortunato Munari en Désiré Agoli-Agbo.
Hoezo Joris Wouters?
Joris Wouters is een humanimalist op zoek naar zin en onzin. Reflecterend over de menselijke stupiditeit, de dierlijke intelligentie, het biodiversiteitsverlies en de klimaatverandering schrijft hij teksten en maakt hij assemblages, postzegelcollages en fotocollages op basis van zijn eigen foto’s. Hij exposeerde o.m. in Deurne, Gontrode, Antwerpen, Brussel, Rome en Lucca. Voor het project ‘Verloren Voorwerpen’ liet hij zich inspireren door het leven van de Italiaanse antropoloog Fortunato Munari en zijn verblijf in Antwerpen in de jaren 1970-1990.
Hoezo Jos Deraedt?
Jos Deraedt is van kindsbeen af gefascineerd door Afrika, van de Congolees die Karabuia-snoepjes verkoopt tot de muziekritmes van Zimbabwe. Hij woonde een aantal jaren in Afrika en werkte daar voor diverse ngo’s. Jos Deraedt figureert in theaterstukken, schrijft teksten en maakt uiteenlopende beelden, assemblages en phonocollages. Hij exposeerde o.m. in Gontrode, Melle, Antwerpen en Gent. Voor ‘Verloren Voorwerpen’ liet hij zich inspireren door het leven van de Afrikaanse journalist Désiré Agoli-Agbo en zijn verblijf in Antwerpen in de jaren 1970-1990.
Hoezo Fortunato Munari?
Tekst Joris Wouters
Fortunato Munari werd geboren in Napels in 1930. Na zijn studie filosofie en antropologie in Londen werkt hij 15 jaar als docent in Rome. Twee keer getrouwd, twee keer gescheiden, twee kinderen.
Fortunato bestudeert de Native Americans in de VS en de Inuit in Canada. In de zomer van 1969 ontmoet ik hem in Ontario, waar ik op een boerderij werk om mijn reis door Canada te betalen. Forty – zoals de Canadezen hem noemen – is 39, ik ben 19. We trekken samen al liftend verder naar een muziekfestival in het net over de grens gelegen Bethel, beter bekend als Woodstock. Daarna keren we terug naar Europa, ik naar België, hij naar Italië.
In 1970 wordt Fortunato ontslagen, officieel wegens het gebruik van cannabis, volgens hem vooral vanwege zijn steun aan de studentenprotesten. Hij maakt reizen naar India, Afrika en Zuid-Amerika. In 1972 passeert hij in Antwerpen. Hij is zo goed als blut, maar na een stoomcursus Nederlands vindt hij een tijdelijke job als barman in De Muze. Ik ben na enkele jaren kunstacademie overgeschakeld op de tolkenschool. Via een medestudent, Jos Deraedt, maak ik kennis met de Afrikaanse journalist D’ago, die op zijn beurt bevriend raakt met Forty. Hun vriendschap zal tot een lange correspondentie leiden, tot de dood van D’Ago in 1993.
De wereld van Fortunato is bevolkt met de meest diverse mensen en dieren: Pirandello, Calvino, Pessoa, Ernst Bloch, Bob Dylan, Myriam Makeba, Werner Herzog, Flipper, Skippy, Monty Python… En hij is een liefhebber van mail art, net als ik. Jarenlang sturen we elkaar zelfgemaakte postkaarten en brieven, waarin dieren vaak een belangrijke rol spelen.
Fortunato verdiept zich in de cultuur van de Maori, maar vooral in de Australische Aboriginals en hun relatie tot de natuur. In 1994 emigreert hij naar Australië. In 1995 duikt hij weer op in Antwerpen. Hij logeert bij een vriendin in de Lange Koepoortstraat, maar lijkt wat verloren. Wanneer hij weer vertrekt, laat hij één valies achter. Hij zal ze later komen ophalen, zegt hij. Maar dat gebeurt niet. Vanaf dan worden zijn brieven steeds donkerder. Hij is bezorgd over de vernietiging van de natuur, biodiversiteitsverlies, klimaatverandering. In 2007 trekt hij zich terug op het eiland Tasmanië. ‘All is lost’, schrijft hij in zijn laatste brief.
Fortunato is 83 wanneer hij overlijdt in 2013. Zijn Vlaamse vrienden – Annemarie, Jos en ik – besluiten zijn valies open te maken. Behalve kleren en tijdschriften, vinden we enkele kleine voorwerpen van Afrikaanse origine, een mascotte van Air India, een beeldje van twee tuimelaars, twee singeltjes uit de jaren zestig (één van Jethro Tull en één van de Decibels van Hoboken) en een lijst met vragen. Sommige herken ik: hij sloot zijn brieven vaak af met een filosofische vraag.
Wat er met de briefwisseling tussen Forty en D’Ago is gebeurd, blijft onduidelijk. Van de brieven en de enkele mails die Forty naar mij stuurde bleef zo goed als niets bewaard: zijn mails gingen verloren door een computercrash en zijn brieven veranderden, op één brief na, in een vieze brij toen mijn kelder in 2021 door een waterbom volliep met rioolwater.
De herinnering aan Fortunato Munari en Désiré Agoli-Agbo, de valies en de vragen zijn de inspiratiebron voor het project ‘Verloren voorwerpen’.
Hoezo Désiré Agoli-Agbo?
Tekst Jos Deraedt
Désiré Agoli-Agbo werd geboren in Dahomey in 1933. Hij is er trots op een verre afstammeling te zijn van de West-Afrikaanse koning Agoli-Agbo. In 1953 schrijft hij zich als een van de eerste Afrikaanse studenten aan de Parijse Sorbonne in voor de cursus ‘vergelijkende literatuurwetenschap’. In 1956 neemt hij deel aan ‘le premier congrès des écrivains et artistes noirs’.
In 1958 gaat Désiré Agoli-Agbo – D’Ago voor de vrienden – aan de slag als freelance journalist. Een van zijn eerste artikels gaat over de EXPO 58 in Brussel. Hij schrijft over de Missa Luba van de ‘Troubadours du Roi Baudouin’, de ‘musique cajun louisiane’, de littekens van de slavernij en het kolonialisme, de omwentelingen in Afrika.
In 1963 is D’Ago weer in België. Hij wordt ziek en belandt in het Prins Leopold Instituut voor Tropische Geneeskunde in Antwerpen. Een van de verpleegsters, een zekere Marie uit Lichtaart, beweert een verre nicht te zijn van Bobbejaan Schoepen. Ze wordt smoorverliefd op de Afrikaan. Zo leert D’Ago meteen twee landen kennen: België en het pas opgerichte Bobbejaanland. Maar hij kan in geen van beide landen aarden. In 1966 vertrekt hij met de Congoboot terug naar Afrika. Marie blijft verweesd achter. Wanneer hij enkele jaren later weer contact met haar opneemt, blijkt hij de vader te zijn van een tweeling. Hij besluit in Antwerpen te blijven. Maar hun relatie is een verloren zaak. D’Ago krijgt een aanbod van het maandblad ‘Jeune Afrique’. En weer is hij weg.
Toch komt D’Ago nog regelmatig in Antwerpen, vooral voor zijn kinderen en zijn vrienden. Ik studeer in die periode aan het Hoger Instituut voor Vertalers en Tolken. D’Ago logeert regelmatig op mijn kot. In De Muze maak ik kennis met Joris Wouters en met Fortunato Munari. D’Ago en Fortunato trekken vaak samen op. Wanneer de Afrikaan terugkeert naar Afrika en Fortunato naar Italië, ontspint er zich tussen de twee vrienden een jarenlange briefwisseling.
Ook naar mij stuurt D’Ago regelmatig kaartjes en brieven, zelfs uit plekken waar hij nooit geweest is, van Belgisch Congo tot Patagonië. En hij doet dat volgens een heel eigen systeem: eerst een onbeschreven kaartje in een envelop ‘Par Avion’, en tien dagen later een brief met de vraag: ‘As-tu bien reçu ma carte?’.
In de jaren 1975-1985 werk ik voor enkele ngo’s in Zaire en Zimbabwe. Ik zie mijn Afrikaanse vriend terug tijdens een concert van Thomas Mapfumo in Harare. Hij schrijft artikels over het woelige Benin, maar ook over voodoo en de ware aard van deze West-Afrikaanse volksreligie. Via D’Ago maak ik kennis met de kunst van de ‘bosjesmannen’ uit zuidelijk Afrika en met Andries Botha, de kunstenaar die sculpturen maakt met drijfhout (waaronder de olifanten die jaren later op het Astridplein in Antwerpen en daarna in Kemzeke belanden). D’Ago is gefascineerd door de ‘arte povera’ en probeert zelf ook assemblages te maken. Hij noemt het geen ‘objets trouvés’ maar ‘objets perdus’, verloren voorwerpen.
Vanaf 1990 concentreert hij zich op de promotie van Afrikaanse kunst. Door een verkeersongeval in Namibië in 1993 komt er aan zijn nieuwe passie een abrupt einde. Twintig jaar later overlijdt ook zijn vriend Fortunato. En dan is er nog de valies die Fortunato achterliet. We besluiten ze open te maken. Behalve wat kleren en tijdschriften, vinden we onder meer een beeldje van twee tuimelaars (D’Ago en Fortunato waren dol op dolfijnen), twee singeltjes, enkele rituele voorwerpen van Afrikaanse origine en een lijstje met vragen.
De herinnering aan Désiré Agoli-Agbo en Fortunato Munari, de valies en de vragen zijn de inspiratiebron voor het project ‘Verloren voorwerpen’.
Het boek
‘Verloren Voorwerpen’ bevat 24 afbeeldingen van fotocollages, assemblages en phonocollages met tekst van Joris Wouters en Jos Deraedt.
Prijs 18 euro, verzending inbegrepen.
‘Teruggevonden’ vertelt het volledige verhaal van Fortunato en D’Ago (88 pagina’s).
Prijs 18 euro, verzending inbegrepen.
Beide boeken samen: 25 euro, verzending inbegrepen (in België).
Meer info en bestelling via mail.